|
|
Log In
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Inhoud
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Zoeken |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
VogelArena.com
|
|
|
E-mail
|
|
|
|
|
|
Reclame |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Om een bericht te kunnen posten moet u ingeschreven
zijn schrijf in.
Als U al lid bent log hier in.
Pagina : 1
Auteur |
Onderwerp : patagonische rotsparkiet. |
frehen
Website Member
Posts :169
|
2009-05-14 - 17:41:32 |
|
Ik heb een koppel rotsparkieten kan iemand mij helpen aan informatie over het paren en baltsgedrag.Op intenet kan ik niets vinden misschien kan iemand mij helpen.
groetjes freek.
|
Ton Koek
Website Member
Posts :3551
|
2009-05-14
-
23:10:52 |
|
Dit bericht is 1 keer gewijzigd
Je kunt contact opnemen met Burgers Zoo, daar hebben ze een prachtige kolonie van deze leuke lawaaimakers. Misschien willen ze je helpen.
|
Rogert
Website Member
Posts :1303
|
2009-05-15
-
20:28:07 |
|
Patagonische rotsparkieten zijn inderdaad geweldige lawaaimakers. Je kunt ze goed in kolonie houden, maar dan wel beginnen met 3 koppels.
Je kan ze voeren met eenvoudige parkietenzaden, fruit, pellets, groente, pinda's, brood, eivoer en wilgentakken. Ze zijn vrij eenvoudig te houden.
Combineer deze soort nooit met andere kromsnavels. Rotsparkieten kunnen drager zijn (10 % draagt het) van Pacheco. Er zijn 4 parkietensoorten die deze ziekte bij zich dragen en er niet gevoelig voor zijn, maar voor alle andere kromsnavels is deze ziekte dodelijk.
Mocht je in de omgeving wel andere kromsnavelsoorten hebben dan is hygiene erg belangrijk. Voer en betreed het rotsparkietenverblijf altijd als laatste en plaats iig een ontsmettingsbak voor je schoenen. Het klinkt misschien overdreven, maar ik heb ervaren dat je deze ziekte wel degelijk een ander verblijf in kan dragen ondanks voorzorgsmaatregelen.
Rotsparkieten beginnen al vrij vroeg in het jaar met broeden en ze prefereren een nestholte met een tunnel. Uit mijn ervaring maakt het niet uit of je het blok met horizontale of verticale gang maakt, als je maar zorgt dat ze gemakkelijk weg kunnen. Een horizontaal (of bijna horizontaal) blok komt dan het beste in de buurt. Door de lange staart zijn ze wat minder wendbaar in het blok en kun je ze met een nestcontrole verassen en stressen. Gebruik wat potgrond als bodembedekking voor het nest.
De voliere moet je makkelijk kunnen aanharken (ook ivm Pacheco). Zorg dat je het ook geregeld aanharkt om de besmettingskans te verkleinen en gebruik materiaal wat je alleen in dat hok gebruikt.
Rotsparkieten zijn erg makkelijk tam te maken en het is ook leuk als je de jongen wat rustiger kan maken.
Als advies zou ik meegeven om deze soort in een wat hogere voliere te houden. Helemaal als je ze in kolonie houd. Het is geen snelle vogel dus ze houden er van om alles van hoogte te observeren.
|
Max.Weijers
Oud Lid
Posts :629
|
2009-05-15
-
20:45:19 |
|
Er bestaan ook 3 ondersoorten:
Cyanoliseus patagonus-Patagonische rotsparkiet
cyanoliseus p.patagonus-Zie nominaatvorm
cyanoliseus p.andinus-Andes rotsparkiet (mist het rood en geel op de buik)
cyanoliseus p. byroni-Grote patagonische rotsparkiet (heeft wat witte veren op de borst)
Met welke van deze word nog wel eens gekweek?
|
ParkietenPeter
Website Member
Posts :4054
|
2009-05-15
-
20:50:47 |
|
Ik dacht dat er uberhaupt niet veel patagonische gekweekt worden. Je hoort en leest er inderdaad niet veel over.
Zondermeer een prachtige vogel, maar juist vanwege zijn gekrijs niet echt gewenst nu Nederland vol raakt en iedereen op ene kluitje woont.
|
Max.Weijers
Oud Lid
Posts :629
|
2009-05-15
-
21:06:14 |
|
Vorig jaar heb ik ze in walsrode gezien naast de volière van de hyacint ara's (nu zitten ze in de volière waar vroeger de kea's in hebben gezeten) en daar zag ik dat ze eigenlijk zowat de hele tijd op de grond zaten.
|
Ton Koek
Website Member
Posts :3551
|
2009-05-15
-
22:53:37 |
|
In Burgers hebben ze een prachtige (imitatie)rotswand waar de vogels in en op huizen, erg mooi.
Ik geloof dat ze daar inderdaad niet bij andere kromsnavels in de buurt zitten.
|
johann
Website Member
Posts :16
|
2009-05-16
-
10:01:11 |
|
Patagonische rotsparkiet
Soortbeschrijving
Formaat 45 cm.
Man en pop: voorhoofd en bovenschedel grijszwart met een ondefinieerbaar groenachtig tintje overgaand in grijsachtig olijfgroen op achterkop, nek, hals en wangen. Mantel en borstbevedering donkergrijs met lichtgrijze omzomingen. Aan weerszijden van de bovenborst bevindt zich een onregelmatige witte vlek, die bij sommige vogels geheel ontbreekt. Vleugeldekveren en bovenste gedeelte van de rug grijsachtig olijfgroen, iets groener en minder grijsachtig getint op de schouderpartijen; het gehele vleugeldek geeft een gehamerde indruk. Onderrug, stuit, bovenstaartdekveren, flanken, bovenste gedeelte van de dijen, anaalstreek en onderstaartdekveren helder olijfgeel. Centraal op de buik, nagenoeg aansluitend aan de grijze borstbevedering bevindt zich een oranjerode buikvlek. Ook het onderste gedeelte van de dijen is oranjerood. Handpennen olijfgroen, de buitenvlaggen van de handpennen en de primaire vleugeldekveren zijn blauw; armpennen olijfgroen, de buitenvlaggen van de armpennen zijn blauwgroen. Bovenzijde grote staartveren grijsachtig olijfgroen met een blauwe schijn. Snavel grijszwart. Ogen nagenoeg zwart met witte irisring, omgeven door een onbevederde witte oogring. Poten vleeskleurig; nagels grijszwart.
Ondersoorten
C. p. andinus Dabbene & Lillo, 1913
Andes rotsparkiet
Verspreidingsgebied: bergen van Noordwest-Argentinië van Zuid-Salta zuidwaarts tot San Luis.
Kenmerken: formaat ongeveer 45 cm. Over het geheel genomen donkerder en matter van kleur dan nominaatvorm. Halsstreek bruiner van tint. Witte vlekken aan weerszijden van de bovenborst ontbreken. Onderrug, stuit en bovenstaartdekveren vuil olijfgeel. Buik, flanken, bovenste gedeelte van de dijen en anaalstreek en onderstaartdekveren zijn olijfkleurig; van de centrale buikvlek resteert slechts een zwak oranjerood waas (het oranjerood is als het ware vermengd met de olijfkleurige buikkleur).
C. p. byroni (J.E. Gray, 1831)
Verspreidingsgebied: de kustgebieden van Centraal-Chili, tussen Atacama en Colchagua
Kenmerken: Formaat ca. 48 cm. De beide witte vlekken aan weerszijden van de bovenborst zijn steeds prominent aanwezig en menigmaal zijn ze door een onregelmatige band dwars over de bovenborst met elkaar verbonden. Het olijfgeel van flanken, bovenste gedeelte van de dijen, anaalstreek en onderstaartdekveren toont meer geel en is dieper en meer helder van kleur dan de nominaatvorm. Ook de oranjerode kleur op buik en dijen is helderder.
C. p. patagonus (Vieillot, 1817)
Verspreidingsgebied: komt als broedvogel voor in Centraal- en Zuid-Argentinië, de zuidelijke populaties trekken in de winter noordwaarts tot naar Mendoza, Entre Rios en Zuid-Uruguay.
Naamgeving en kenmerken: zie nominaatvorm.
Biotoop
In tegenstelling met hun benaming leven deze vogels niet in het rotsgebergte, maar in droge met grassen, doornstruiken en cacteeën begroeide savannen in de nabijheid van rivieren en waterlopen met steile leemachtige oevers. Deze vogels leven tot op een hoogte van 2000 m.
Status wildpopulatie
De nominaatvorm C. p. patagonus komt veelvuldig voor, maar door vangst en bejaging loopt het bestand plaatselijk terug; C. p. andinus plaatselijk veelvuldig voorkomend; C. p. byroni wordt in zijn voortbestaan bedreigd.
Leefwijze
Buiten de broedtijd in kleine groepen of zwermen, soms van vele honderden vogels. Binnen de groep onderhouden de vogels een sterke paarbinding. Bij het krieken van de dag verlaten ze hun slaapplaatsen en trekken naar het water om er te drinken, daarna gaan ze op zoek naar voedsel, meestal op de grond of vlak bij de grond. Tijdens het foerageren houdt één vogel vanaf een hoge plaats de wacht en waarschuwt de groep bij gevaar. Tijdens de hete middaguren trekken de vogels zich terug voor hun ‘middagslaapje’. Later op de middag trekken ze er opnieuw op uit om te eten. Tegen de avond keren ze terug naar hun slaapplaatsen in de hoge bomen of de nestholten waarin ze ook broeden.
Patagonen leven van zaden, bessen, vruchten alsook insecten en hun larven en groenvoer. Het liefst eten ze de zaden van de mariadistel en die van de daar in het wild voorkomende meloenachtigen. Tegen de oogsttijd strijken ze regelmatig in grote aantallen neer op de maïs- en graanvelden, waarbij ze dikwijls grote schade aanrichten.
De meest zuidelijk levende vogels van het ras C. p patagonus trekken in het koude jaargetijde naar het warmere noorden.
De natuurlijke broedtijd begint voor patagonus en andinus in december/januari, voor byroni in september. De vogels broeden in kolonieverband. De vogels graven hun nestholten op grote hoogte in de steile lemen oevers van rivieren of meren, waarin ze dikwijls ook de nacht doorbrengen. De gang naar het eigenlijke nest is gewoonlijk 100 tot 130 cm lang en heeft een diameter van 8 tot 15 cm; er zijn echter ook nestgangen gevonden van wel 3 m lengte. De nestgang mondt uit in de eigenlijke nestkamer die een diameter van ongeveer 40 cm heeft en ca. 15 cm hoog is. De 2 tot 4 eieren worden gewoon op de bodem van de nestkamer gelegd, sommige vogels slepen halfvergane houtstukjes in het nest als ondergrond voor het legsel.
Algemene informatie
De Patagonische rotsparkiet komt men regelmatig bij de liefhebber tegen; de Andes rotsparkiet wordt in mindere mate gehouden; de grote Patagonische rotsparkiet is zeer zeldzaam in volièrebestanden. Met de Patagonische rotsparkiet wordt regelmatig in gevangenschap gefokt, de eerste keer in 1955, Tsjecho-Slowakije; met de Andes rotsparkiet slechts af en toe, eerste broedresultaat 1882, USA; met de grote Patagonische rotsparkiet wordt slechts zeer zelden met succes gebroed, de eerste keer lukte dit in 1957 in ons land in het vogelpark Avifauna.
Deze vogels zijn zeer geschikt voor beginnende parkietenhouders.
Wet budep
Behoort tot de kwetsbare soorten; valt onder artikel 3a Wet budep Lijst II
Gedrag
Na gewenning sterke vogels, die volkomen winterhard zijn. In het begin argwanend en schuw, later neemt de schuwheid wel wat af, maar echt vertrouwelijk met hun verzorger worden ze niet. Vogels brengen veel tijd op de grond door. Hard stemgeluid, in dicht bewoonde woonwijken storend voor omgeving. Vreedzaam tegenover soortgenoten en andere Zuid-Amerikaanse parkieten zoals muisparkieten, langsnavelparkieten en smaragdparkieten, zelfs in de broedtijd. Echter in te kleine volières tijdens de broedperiode vaak agressief tegenover medebewoners. Nestcontrole is moeilijk en alleen mogelijk als men listig te werk gaat. De knaagbehoefte is bij sommige exemplaren sterk, doch ontbreekt bij andere vrijwel geheel. Zeer conservatief in het aanvaarden van voedsel wat ze niet kennen.
Patagonen baden graag.
De Patagonische rotsparkiet is een natuurlijke drager van het gevreesde herpesvirus PPD (Paccheco’s Parrot Disease); de patagonen worden er zelf niet ziek van, maar kunnen de ziekte via de ontlasting overbrengen op andere papegaaiachtigen. Extra voorzichtigheid bij pas ingevoerde vogels is geboden.
Huisvesting en verzorging
Bij voorkeur paarsgewijs onderbrengen in metalen buitenvolière van minimaal (lxbxh) 5 x 1 x 2 m met aangebouwd nachtverblijf, men kan echter ook volstaan met in een hoek van de volière een tegen regen en wind beschut gedeelte te bouwen, daar deze vogels volkomen winterhard zijn en geen hinder van vrieskou hebben. Onder het beschutte gedeelte of in het nachthok hangen we een dikwandig natuurbroedblok van hardhout op; afmetingen 60 tot 100 cm hoog, binnenwerkse diameter 35 cm, invlieggat 8 à 10 cm. Aan het broedblok dient een zogenaamde sluipgang te worden bevestigd, die naar het invlieggat leidt, bijv. een holle tak of een zelf gemaakte houten tunnel; diameter sluipgang 10 à 15 cm, lengte 60 à 70 cm. Volledigheidshalve dient echter te worden opgemerkt dat er ook wel broedparen zijn die een blok zonder insluipgang aanvaarden. Geheel zelf vervaardigde hardhouten broedkasten worden eveneens aanvaard, hiervoor ongeveer dezelfde maten aanhouden; minimale wanddikte 6 cm. Op de bodem van het blok een laagje houtmolm of een omgekeerde graszode aanbrengen; het broedblok het gehele jaar laten hangen aangezien de vogels hierin gewoonlijk ook slapen. Voorts zo weinig mogelijk veranderingen in en rond het verblijf aanbrengen als de vogels eenmaal gewend zijn.
Deze vogels lenen zich ook om in kolonieverband te houden, maar ook wel samen met een groep muisparkieten (Myiopsitta monachus). Voor elk paar meer minimaal 2 m2 bodemoppervlakte extra aan de volièregrootte toevoegen. Broeden in kolonieverband is mogelijk, maar gewoonlijk broedt dan alleen het meest dominante paar en - als men geluk heeft - nog een paar, bovendien is het aantal jongen dat op stok komt bij deze vorm van huisvesting geringer.
Regelmatig verse knaagtakken aanbieden. Elke dag zorgen voor een schaal met fris badwater.
Voeding
Als basis geven we een rijk gevarieerd zaadmengsel voor grote parkieten waarin de volgende zaden voorkomen: tarwe, gerst, haver (gepeld), padie, rode en witte dari, diverse gierstsoorten, negerzaad, witzaad, hennep (met mate), boekweit, sojabonen, saffloer- en zonnebloempitten (weinig) evenals maïs, de vier laatstgenoemde best in geweekte of licht gekiemde toestand aanbieden. De ingeweekte zaden mogen ongeveer 10% van het totale voedsel aanbod innemen. Het voedselaanbod bestaat verder uit fruit, bessen, diverse groentes en wilde planten als muur, ook rozenbottels, lijsterbessen en halfrijpe kolfmaïs. Elke dag een kleine hoeveelheid eivoer (10% van het totaal) verstrekken, eventueel aangevuld met een kleine gift insectenpaté, een paar meelwormen of enkele gedroogde garnalen. Vers drinkwater, maagkiezel, en grit dienen steeds ter beschikking te staan evenals een mineralenblok.
In de broedtijd, vooral als er jongen zijn, in principe hetzelfde voedsel aanbieden, maar ongelimiteerd eivoer geven. In melk geweekt oud brood wordt meestal ook goed opgenomen.
Fok
Broedresultaten worden regelmatig behaald, vooral door liefhebbers die zich speciaal op deze vogels hebben toegelegd. Om er zeker van te zijn dat men ook werkelijk over een paar beschikt, moet men de vogels endoscopisch laten seksen, ook kan men door middel van een DNA-onderzoek het geslacht van de vogels laten vaststellen.
Patagonische rotsparkieten komen gewoonlijk pas in hun vierde levensjaar voor het eerst in broedstemming. Toch zijn er ook wel gevallen bekend dat de vogels in een vroeger stadium tot broeden overgaan, het betreft dan vogels die in volièremilieu zijn geboren. Het komt echter ook voor dat men soms jaren moet wachten tot de vogels voor het eerst in broedstemming komen.
In de periode van maart tot mei komen de vogels in broedstemming. Als regel worden 2 tot 4 eieren gelegd een enkele keer 5, dit is afhankelijk van de leeftijd van de pop; jonge poppen leggen minder eieren dan oudere poppen.
De eieren worden om de andere dag gelegd. Als het tweede ei gelegd is begint de pop gewoonlijk te broeden, een taak die ze alleen volbrengt; broedduur 26 dagen. In het begin worden de jongen uitsluitend door de pop gevoerd. Na een dag of vier, vijf komt ook de man regelmatig in het blok om te voeren. Tussen de twaalfde en veertiende dag moeten de jongen geringd worden; ringmaat 7 mm. Ongeveer 8 weken na het uitkomen, vliegen ze uit, keren echter telkens weer in het blok terug. Pas op de leeftijd van 11–12 weken vliegen de jongen voor goed uit, worden dan echter nog 3 à 4 weken bijgevoerd, vooral door de man. Als de volière groot genoeg is, kunnen de jongen als ze eenmaal zelfstandig zijn gerust bij de ouders blijven.
Jonge patagonen lijken op hun ouders, maar zijn matter van kleur. Men kan ze echter het best herkennen aan de hoornkleurige bovensnavel. Het verkleuren van de bovensnavel naar grijszwart begint als de vogels ongeveer 8 maanden oud zijn.
Er is slechts een broedsel per jaar.
Mutaties: geen
|
frehen
Website Member
Posts :169
|
2009-05-16
-
20:03:13 |
|
Allemaal bedankt voor jullie reactie maar als het vogels zijn die in gevangenschap zijn geboren zijn ze dan ook drager van die ziekte.
alvast bedankt freek.
|
Rogert
Website Member
Posts :1303
|
2009-05-17
-
10:59:59 |
|
Nee, ze zijn niet per defintie drager van deze ziekte, want uiteindelijk draagt 10 % van de rotsparkieten Pacheco.
De ziekte is wel dmv testen aan te tonen, maar het is verder niet te behandelen. Als een vogel besmet wordt dan kan deze binnen 2-6 dagen dood zijn zonder dat je hebt gezien dat de vogel ziek is. Maar je moet dus wel op je hoede zijn als je nieuwe vogels aanschaft.
De overige drager van deze ziekte zijn: zuidamerikaanse wigstaartparkieten (aratinga's), Nandayaparkieten en rotsparkieten. Dus best een hoop als je alle ondersoorten meetelt.
Ik denk dat veel bezitters van deze soorten zich niet eens bewust zijn van deze ziekte.
Lees ook dit onderwerp op het forum:
http://www.vogelarena.com/forum/forum_read.php?id=3359&recordnum=0
|
Rogert
Website Member
Posts :1303
|
2009-05-17
-
11:03:07 |
|
Oh, en burgers kan heel goed kweken met hun kolonie, maar omdat de afzetmarkt binnen de dierentuinen erg laag is gooien ze jaarlijks wel 100 eieren weg. Ze laten de populatie met ongeveer 5 dieren per jaar groeien en zullen ook ongeveer 5 dieren verliezen. De groepsgrootte is vrij constant.
|
|
|
|
Er zijn in totaal 307 bezoekers op de site, waarvan 8 leden.
Aantal mensen in chat: 1 attie11,
Copyright 1998-2022,
Laatste update: 31 oktober 2022
e-mail: info@vogelarena.com
kinderopvang in Enschede
|